Voor de voorgeschiedenis, zie hier, en vandaar verder terug. Het verhaal zoals ik het vanochtend verteld heb is hier te vinden: Verhalen/Bomen tot in de hemel. Althans, daar staat vrijwel het verhaal zoals ik het vertelde.
De laatste regel liet ik vanochtend nog voorafgaan door de volgende zin:
Ik ben nu bezig om al mijn werknemers te bezoeken, wereldwijd. Iedereen schud ik de hand en wil ik in de ogen kijken. Iedereen vraag ik hoe ik ze kan helpen. Iedereen vraag ik hoe Skys onze klanten kan helpen.
Dankzij feedback die ik kreeg na het vertellen van het verhaal, heb ik besloten om deze regels te schrappen.
[…] Dit verhaal vertelde ik afgelopen zondag. Ik heb daar veel positieve reacties op gekregen. Vooral het begin had veel mensen geïntrigeerd. In de kerk kennen de mensen mij, dus toen ik in de ik-vorm begon, de organisatie bedankte, spijt betuigde, vroegen mensen zich af wat er gebeurde. Kortom, ik had meteen de aandacht. Daarna werd vrij snel duidelijk dat de “ik” in het verhaal niet Arjen Uittenbogaard de verteller was, maar een verhaalpersonage. Daarmee werd de mogelijk ook wat ongemakkelijke spanning weggehaald. Een predikant herkende en waardeerde de hele analogie met het bijbelboek. Anderen meenden ook flarden van de gelijkenis van de verloren zoon te horen. En de worm waarmee ik mezelf vergelijk aan het eind werd door iemand uit het bijbelboek Job herkend, terwijl voor mij de reden om ‘m erin te stoppen, de worm uit psalm 22 was. Het bleek dat sommige mensen onder elkaar hadden gegniffeld toen ik vertelde dat op het toilet in het vliegtuig met mijn hoofd tegen de pot was gevallen: met mijn lengte leek ze dat onmogelijk in zo’n kleine vliegtuig-wc. Dit is typisch een voorbeeld van dingen die je als maker over het hoofd ziet, totdat je de reactie van het publiek merkt. In een training die ik ooit van Tjitske Jansen kreeg, had ik een gedicht gemaakt dat ging over hoop. Dat woord, hoop, kwam er veel in voor. “Realiseer je,” zei ze, “dat er sommige mensen zijn die bij dat woord meteen hondepoep voor zich zien.” Misschien moet je dat als schrijver op de kop toe nemen. Misschien is het beter om een ander woord te kiezen. Misschien had ik er in mijn verhaal een beeld bij moeten geven van een grote, ruime, badkamer. Het was immers mijn privé-jet. […]