Het leuke aan het vertellen van een ter plekke geïmproviseerd verhaal is dat het alle kanten op kan.
Dat is ook meteen het lastige eraan. Je begint te vertellen over de held die op pad gaat, en voor je het weet komt hij in een donker bos, op een eiland, waar hij een monster verslaat, verder trekt, verdwaalt, door een roofvogel wordt ontvoerd, in een nest hoog in de bergen bijna sterft van de honger, gered wordt door een lelijke kluizenaar, die verandert in een schone prinses als de held haar de juiste vraag gesteld heeft, enzovoort, enzovoort, zonder dat het ergens toe leidt.
Een mooie metafoor voor vertellen komt van Keith Johnstone. Hij beschrijft het vertellen van het verhaal als het maken van een wandeling. De wandeling hierboven waaiert alle kanten uit en heeft doel noch richting. Je loopt en en op elk punt kies je een van de honderden paden die voor je liggen. Johnstone zegt dat je bij geïmproviseerde verhalen beter achteruit kunt lopen. Het enige dat je ziet, is datgene wat je al gepasseerd bent. Met andere woorden: de enige ingrediënten voor de rest van het verhaal, zijn de ingrediënten die je al gebruikt hebt.
Zo blijft het verhaal op het goede pad en blijft het gaan over datgene waarover het begon. Ziehier overigens nog eens de waarde van een goede beginzin.