Vorig jaar heb ik met ensemble Septime de voorstelling Koning Lijsterbaard gespeeld. Componist Tom Smolders had de muziek bij dit sprookje van Grimm al eerder voor het septet gemaakt. Ik heb het verhaal herverteld ‘in’ deze muziek. Dit keer was het niet mijn opdracht om een passend verhaal te maken, maar om het verhaal passend te maken! Vooraf had ik er geen idee van hoeveel werk dit zou worden. Maar ook niet hoeveel lol het zou opleveren.
Na het eerste gezellige etentje waarin ik kennismaakte met het ensemble en de componist ging ik naar huis met de partituur van het muziekstuk en een door de computer gemaakte synthesizer-mp3-versie ervan. Beide heb ik bestudeerd om een idee te krijgen van de structuur van het stuk dat zo’n 25 minuten duurde. Daarna heb ik een avondje met de componist de partituur doorgeplozen. Tom legde me uit wat zijn ideeën waren: “Dit is het thema van de prinses en dit koning Lijsterbaard… Hier ziet de prinses Lijsterbaard voor het eerst en hier lacht ze hem uit… Hier gaan ze op weg en hier heeft ze spijt…”
Op basis van deze toelichting kon ik aan de slag om een eerste versie van mijn tekst maken. Steeds bladerend in de partituur, en terugspoelend door de mp3. Ik kan wel bladmuziek lezen, maar moet het toch echt gespeeld horen om te weten hoe het klinkt.
Ondertussen was Septime al weken aan het repeteren – voor hen was het geen makkelijk stuk.Toen kwam de eerste gezamenlijke oefenavond. Ik hoorde voor het eerst een live-versie van het stuk. Prachtig! En hoe anders dan ik het me had voorgesteld. Vier strijkers, een hoorn, fagot en klarinet klonken heel wat beter dan de synthesizer op mijn mp3-spelertje. En stukken harder… Ik moest op sommige stukken mijn tekst danig inkorten omdat het zachte stuk korter was dan ik had gedacht, of omdat het stuk dat in de partituur aangeduid was met p, piano, zacht, toch dusdanig veel decibellen genereerde dat ik daar niet overheen moest proberen te praten. De uitdaging was dan om met minder woorden toch te vertellen wat ik wilde vertellen en de sfeer over te dragen die ik wilde overdragen. Soms vond ik tijdens de repetitie, al improviserend, opeens het goede woord of de goede zin.
Tom was er ook bij op een van de repetitieavonden. Daar kon ik hem vragen of hij sommige stukken wellicht wat kon aanpassen: zachter, of wat meer maten, zodat ik net iets meer tijd had om te zeggen wat echt niet korter kon. Hier en daar heeft Tom toen wat muziek toegevoegd, maar op andere plekken kon dat niet: “Dit is een fuga en daar wil ik eigenlijk niet nog iets aan wijzigen.”
In de loop van enkele maanden begon ik de muziek beter te kennen en beter aan te voelen hoeveel tijd ik had om bepaalde zinnen te zeggen. Met de musici sprak ik af op welk woord ze een bepaalde inzet, of afsluiting zouden doen. En gaandeweg groeide zo het verhaal als het ware in de muziek. Een proces van schrijven, uitproberen, schrappen en schaven, weer proberern, net zo lang tot het af genoeg was om het te gaan spelen. Vooral de samenwerking met ensemble en componist maakte dit een bijzonder leuk project.
Voordat we konden spelen hadden we overigens nog heel wat meer werk te verzetten. Ik moest de tekst uit mijn hoofd leren, mijn spel moest nog geregisseerd worden, geluidsversterking geregeld, decors, aankleding en affiches gemaakt… noem maar op. Maar dat is weer een heel ander verhaal.