Ik schreef eerder over de beginzin. Dat ik vaak als het verhaal af is, nog lang schaaf aan de opening.
Bij een geïmproviseerd verhaal is het net andersom.
Als ik met één of meer medespelers een improvisatie speel, probeer ik goed op te letten wat er in het begin gebeurt. Een blik, een intonatie, een beweging, maar natuurlijk ook de eerste zin of zinnen die worden gesproken leggen de basis voor de verdere verwikkelingen. Die blik kan onderlinge verhoudingen kleur en invulling geven. Die kleine beweging kan de kiem voor een probleem bevatten. Op toneel heeft alles betekenis. Een goede improspeler registreert wat er is en gebruikt dat om op voort te bouwen.
Dat geldt voor scènes waarin gespeeld wordt, maar natuurlijk ook voor verhalen die ter plekke ontstaan.