Het monster op de berg

Nog een monsterverhaal. Deze heb ik van François Breuer.

Een dorp aan de voet van een berg leefde al jaren in angst. Bovenop de berg woonde een monster. Regelmatig vertoonde het zichzelf. Vanuit het dorp zagen ze het monster boven de boomtoppen uit torenen en hoorden ze het dreunen van zijn poten. Soms hoorden ze het dier ook vervaarlijk brullen.
Er waren al regelmatig mannen op uit getrokken, maar steeds was het hetzelfde liedje: als ze in de buurt van het monster kwamen, dook het opeens van dichtbij op, zó groot, zó machtig, dat wapens niets zouden uithalen en ze maar ternauwernood waren ontsnapt.
Op een dag had Hans er genoeg van. Hij was niet sterk en kon niet met zwaarden of speren overweg. Maar hij vond dat de verschrikking waar het dorp nu al zo lang onder leed maar eens afgelopen moest zijn. Hij pakte een homp brood en een kruik water en ging op pad. Het eerste stuk door het bos kende hij op zijn duimpje, maar verderop was hij al lang niet meer geweest. Hij was verbaasd dat het er nog net zo uitzag als lang geleden. Geen afgebroken bomen, of verschroeide plekken. Het was eigenlijk een heerlijke ochtend en hij genoot van de wandeling. Nadat hij een hapje had gegeten trok hij verder omhoog in de richting waar het monster voor het laatst gezien was. Tot nu toe geen spoor. Fluitend liep Hans door.
Hij kwam bij een open plek bezaaid met rotsen. Opeens zag hij het. Op één van de keien zat het monster. Dezelfde bek, dezelfde klauwen, dezelfde staart als hij van beneden uit het dorp vaak genoeg had gezien. Alleen, het monster was klein, heel klein! Een beetje zo groot als de katten die thuis rondzwierven. Verbaasd liep Hans dichterbij.
Het monster bleef zitten en keek blij terug.
Hans zei: “Ik dacht dat jij zo verschrikkelijk groot was?”
Het leek of het monster zijn schouders ophaalde: “Meestal niet. Alleen, ik ben een bijzonder monster. Ik groei als ik mensen tegenkom die bang voor me zijn.”


in

, , ,

Tags: