De afgelopen week heb ik druk gewerkt aan de bewerking van het toneelstuk zodat het in de muziek van Sibelius past. Het grove werk begon met het schrappen van hele scènes uit het toneelstuk. Het selecteren van de scènes deed ik primair op basis van de muziek: als Sibelius een scène liet voorafgaan door een deel uit zijn suite, dan moest die scène toch zeker in het verhaal komen. Vervolgens heb ik tal van personages, verhaallijnen en symboliek geschrapt.
Het schrappen van personages ging rücksichtlos. Pelleas, Melisande en Golaud zijn de hoofdpersonen. Alle andere personages konden weg. Zo komen de vader en moeder van Pelleas en Golaud niet meer in mijn verhaal voor. Ook de dienstbodes hebben geen rol meer. De poortwachter, de koning en de arts hebben nog een klein rolletje. De koning heb ik wel van zijn naam beroofd (ik vind ‘de koning’ sprookjesachtiger dan ‘Arkel’) en ik vertel ook niet dat hij eigenlijk de grootvader van de prinsen is.
Over de geschrapte symboliek heb ik al eerder geschreven. Ondertussen blijft er natuurlijk nog best veel symboliek behouden. De trouwring waar Melisande mee speelt (“nudge, nudge”) als ze met Pelleas uit is, laat ik in het verhaal omdat het verlies van de ring verderop van belang is. Het haar van Melisande was, heb ik de indruk, voor Maeterlincks publiek zwaar erotisch: het wordt nat (“say no more”) bij de put en later wordt Pelleas helemaal gek als het uit het torenraam hangt. Ik vind het leuk om de ‘balkonscène’ rond dat haar letterlijk uit het toneelstuk over te nemen. De schapen die Sibelius tot een Pastorale inspireerden moesten er om die reden in, maar dat is nog steeds een wat gekunsteld onderdeel in het verhaal. In de gevaarlijke, stinkende gewelven waarop het kasteel gebouwd is (“know what I mean”) speelt zich in het toneelstuk een hele scène af. Ik vond dat toch wel een mooi beeld, maar heb ze gedegradeerd tot een zin in het begin van het verhaal.
Langzaamaan begint het verhaal vorm te krijgen. De komende dagen flink door met instuderen. Heerlijk!