Bij de koffieautomaat

Vanochtend liep ik op het werk langs een koffieautomaat. Daar stond een hoge manager met een mevrouw te praten die ik niet kende. Ze zei: “… dus je hoeft niet bang te zijn voor allemaal erupties van hem.”
Eén zo’n flard en mijn verhalenmakerij is meteen geprikkeld.

Was de manager bang voor iemand? Voor iemand met een hogere functie, of juist voor iemand onder zijn leiding? Of was hij niet zozeer bang voor die persoon, maar vooral voor zijn uitbarstingen? Wat zijn dat dan voor uitbarstingen? Of ging het niet zozeer om de specifieke uitbarstingen van die specifieke ander, maar kon die manager sowieso moeilijk met emoties omgaan? Is hij te empathisch en wordt hij dan meegesleept in die emoties? Of is is hij juist zo’n typische manager die überhaupt niet met emoties kan omgaan? Was het de functie van die mevrouw om de manager gerust te stellen? Of lag dat in haar zorgzame karakter en bekommert ze zich om iedereen die zich ergens druk over maakt? Stelde ze de manager wel gerust, of heb ik een sarcastische ondertoon gemist: maakte ze de manager juist banger voor wat hem te wachten stond? En waaróm hoefde de manager niet bang te zijn voor die erupties: misschien omdat zij de ander had gesproken en wist dat er niets te vrezen was? Of had ze de ander gesproken en bewerkt zodanig dat die geen reden meer had om uit te barsten? Of was ze zover gegaan dat ze die ander had kaltgestelt? Hoe dan?

Elke vraag roept een nieuw verhaal op. Verhalenmaken is vaak ook een kwestie van de juiste vragen stellen.


in

, ,

Tags: