Een draak

Als troubadour heb je niet zoveel te vertellen. Dat wil zeggen, ik ken wel veel verhalen, maar er wordt zelden naar geluisterd als er belangrijke besluiten moeten worden genomen. Deste trotser ben ik dan ook dat het aan mij is te danken is dat we de draak hebben weerstaan.

Ik trek rond en kom in heel wat steden en dorpen. Ik ken de verhalen over hoe de draak deze streken ooit teisterde. Ouden van dagen vertellen hoe hun ouders het uit eerste hand hoorden. De draak had ooit vee geëist en toen een van de boeren weigerde, pakte hij het zelf. Als een roofvogel was hij omlaag geschoten om een dier van de velden te pakken. “Mijn eigen grootvader heeft in die tijd het kadaver van een aangevreten schaap gevonden!” De draak had ook goud en schatten geëist. Een naburig dorp had geweigerd en daar had hij verschrikkelijk huisgehouden. Vanuit de lucht gooide hij grote rotsblokken naar beneden waardoor hele huizen werden vernield. “Onze buurman zag met zijn eigen ogen een stal die in puin lag!” En toen een stad weigerde had hij boven het marktplein gevlogen en vuur gespuwd. “Mijn moeder heeft zelf gezien dat de hele kerk was afgebrand.”
Iedereen wist: met de draak valt niet te spotten.
En nu werd er weer over de draak gesproken. In het ene dorp hoorde ik dat de draak dit keer een jonge maagd had geëist. In het volgende wisten ze dat hij er dertien moest hebben. In weer een ander dorp was iedereen er zeker van: de draak had alle maagden uit het dorp geëist. Nee, uit de hele streek! In het ene dorp werd al gezocht naar vrijwilligsters. In het andere dorp was besloten dat het lot de ongelukkigen zou aanwijzen. Eén burgemeester had zijn eigen dochter aangeboden.

Maar voordat ze tot actie zouden overgaan, hadden de dorpsraden besloten tot een gezamenlijke volksvergadering. Iedereen mocht zijn zegje doen. Het was een drukte van belang. De vergadering verliep chaotisch iedereen wilde wat zeggen en er werd door elkaar heen gepraat en geroepen. (“Als de draak een maagd eist…” “Nee, hij wil er dertien!” “Wáren het er maar dertien.”)
Ik opperde: “Mensen, ik kom hier niet uit de streek, dus ik weet niet hoe het er hier aan toe gaat. Maar niemand lijkt te weten wat de draak nu precies heeft geëist.”
Voor ik uit kon praten werd er alweer doorheen gepraat. (“Jij hebt makkelijk praten.” “Elke dag dat we wachten is een dag dichter bij de afgrond.” “Wij gaan morgen loten. Het is verschrikkelijk, maar wat moet je.” “Bij ons gaat de dochter van de burgemeester. Arme meid.”)
Ik probeerde het nog een keer: “De draak heeft een maagd geëist, of dertien, of allemaal. Maar gaat het hier om meisjes? Vroeger vrat hij toch koeien en schapen. Daar zitten toch ook maagden bij?”
(“Vergelijkt hij de dochter van de burgemeester met een koe?!”)
Ik ging door: “Als niet duidelijk is wat hij wil, dan kúnnen jullie de draak toch niet tevreden stellen?”
Langzaam veranderde de sfeer. Inderdaad, als je het niet weet, doe je misschien wel te weinig. Of veel te veel. Misschien deden ze wel de verkeerde dingen. Uiteindelijk werd besloten om een bode naar de draak te zenden. En toen dit besluit genomen was, keerde de rust weer. (Hoewel een groep burgers nog tot diep in de nacht discussieerde over de woonplaats van de draak: “Hij komt altijd van boven.” “Ja, maar waar vandaan?” “Uit de bergen.” “Nee, van over zee.” “Hij woont aan de andere kant van de wereld )

We zijn nu een paar maanden verder. De bode is nog steeds weg. Nog steeds op zoek denk ik. Ik zou graag zeggen dat ik de draak verslagen heb, maar dat zou teveel eer zijn. Die draak komt vast wel weer eens terug. Maar voorlopig is in deze contreien de rust weergekeerd .