Deze kerstvakantie staat, naast de visites aan respectieve families en vrienden, grotendeels in het teken van het verhaal dat ik maak bij Haydns Sieben Letzte Worte. Zoals ik eerder schreef heb ik veel achtergrondliteratuur gelezen en spelen allerlei ideeën door mijn hoofd. Nu wordt het tijd om er eens goed voor te gaan zitten en te zien of er van die ideeën een verhaal te maken is.
Een gedachte was om aan de hand van de gelijkenissen die Jezus in de bijbel vertelt, de gang richting Golgotha invoelbaar te maken. Die gelijkenissen zo te vertellen dat duidelijk is dat hij nogal tegen de gevestigde orde trapt. En wel op zo’n
manier dat het geen wonder is dat hij aan het kruis eindigde. Deze gedachte heb ik laten varen, althans in de strikte zin dat ik alléén maar gelijkenissen zou vertellen. Enerzijds lijkt het me nogal een uitdaging om die gelijkenissen het schokkende karakter te geven dat sommigen, volgens de literatuur die ik erop nasla, hadden. Anderzijds ging Jezus ook in zijn optredens en bejegening van mensen nogal tekeer. Denk aan de tempelreiniging, aan het op bezoek gaan bij collaborateurs en hoeren, en aan hoe hij zich, nota bene, God noemde. Zonde om hier niet ook iets mee te doen.
Ik schreef dat hij aan het kruis eindigde. Hier zit een impliciete keus in die ik voor dit verhaal lijk te maken: het wordt een verhaal voor Goede Vrijdag. Dus hier is Jezus’ leven inderdaad geëindigd. Niet stiekem al vooruit gluren richting Pasen. Niet stiekem al een christelijk sausje toevoegen. Het wordt een verhaal over het leven en sterven van Jezus.
Een andere gedachte waar ik mee speel is om het verhaal te vertellen vanuit het perspectief van iemand die opkomst en ondergang van Jezus van dichtbij meemaakt. Een mooi voorbeeld vind ik het verhaal van Judas in ‘Het hoogste woord’. Toen hij klein was, laat Imme Dros hem zeggen, geloofde hij “dat een diamant […] veelkleurig was. En ik weet nog hoe ik me voelde toen ik voor het eerst een diamant zag. Was dat nou alles?“
Judas wordt overigens niet mijn verteller. Vooral omdat dan het gevaar op de loer ligt dat het een verhaal wordt over één, over dé verrader. Terwijl, in de woorden van Revius: “’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten.” Ook ík had die verrader kunnen zijn. (Nog even los van het feit dat niet de Joden, maar de Romeinen Jezus kruisigden. Zoals Okke Jager schreef: als Jezus al geofferd werd, dan niet voor God, maar voor Jupiter.)
Jozef van Arimatea spreekt me aan. Een belangrijke en rijke man. Lid van de hoge raad. We horen in de hele bijbel niets van hem. Totdat het te laat is. Als Jezus is gestorven, vraagt hij toestemming om hem in een graf op zijn grond te leggen. Boeiend: waarom heeft hij niet zijn mond open gedaan toen er in de hoge raad over Jezus vergaderd werd? Er is unaniem vóór gestemd om Jezus aan de Romeinen over te leveren. Heeft hij blanco gestemd? Was hij bij die vergadering afwezig? Heeft hij spijt? Jozef van Arimatea is ook interessant vanwege de link met alle Graal-verhalen. Hij zou een schaal met bloed van Jezus naar Engeland hebben gebracht. De Graal waar alle ridders zo naarstig naar op zoek zijn geweest. Maar wellicht valt deze link in de categorie: leuk om te weten, maar hij sneuvelt als darling die gekilled moet worden.
Naast Jozef is ook Nikodemus intrigerend. Hij heeft Jezus een paar keer eerder ontmoet en het ook al eens voor hem opgenomen. Ook hij was een rijk man van aanzien. Waarom heeft hij het niet voor ‘m opgenomen toen het erop aankwam? En dan, als hij in het graf wordt gelegd wel met ruim dertig kilo kruiden en balsem aankomen. Wat is zijn verhaal?
Ook moet ik bedenken hoe expliciet ik het verhaal over Jezus laat gaan en in de tijd van Jezus laat spelen. Heb ik het over de Romeinen, of over de bezetter? Heb ik het over farizeeërs, of over (religieuze) stromingen? Over Jezus, of over ‘hem’?
Houd ik het dichtbij de bijbelse verhalen dan vraagt dat wellicht hier en daar een toelichting. Farizeeërs hebben tegenwoordig misschien een slechte klank, maar het was gewoon een stroming binnen het Jodendom waar ook veel van Jezus volgelingen vandaan kwamen; tollenaars inden belasting voor de Romeinen en waren dus collaborateurs; om van Jeruzalem naar Galilea te gaan, kwam je door Samaria; die Samaritanen, overigens, beschouwden zichzelf ook als Joden, maar werden door Jeruzalem niet als zodanig erkend; en ga zo maar door. Dergelijke uitleg remt het verhaal.
Als ik het allemaal in het midden houd, loop ik het risico dat de ‘bite’ uit het verhaal gaat. Dat de link met Goede Vrijdag, en met de muziek van Haydn, wegraakt.
Ik word steeds nieuwsgieriger naar het uiteindelijke verhaal.