De herder, de hond of het fluitje?

Gister sprak ik met een groep programmamanagers: mannen die binnen de overheid bezig zijn een scala aan grote projecten tot een goed einde te brengen. Nu kan het doen van één project al geen sinecure zijn, het managen van een groep aan gerelateerde projecten is al een stuk ingewikkelder. Als het dan ook nog eens binnen de overheid is, wordt de complexiteit nog weer veel hoger. Het probleem bij overheidsprojecten is namelijk dat nogal eens onduidelijk is wie precies de opdrachtgever is, dat er heel veel belanghebbenden en betrokkenen zijn en dat afhankelijk van de politiek de koers van het werk van de ene op de andere dag danig kan wijzigen. Om aan mij uit te leggen wat ze deden, gebruikten ze de metafoor van een schaapherder. In de discussie die volgde bleek de kracht van deze metafoor.

Wat was het doel van het leiden van de schapen over de heide: dat de schapen gevoed werden, dat de heide onderhouden bleef, of dat de schapen aan het eind van de dag op een nieuwe plek waren gearriveerd? En gerelateerd daaraan: voor wie werkte de herder, eigenlijk: voor de landeigenaar, voor een wolfabrikant of voor een vleesfabriek? Waren zij, de programmamanagers, in deze beeldspraak de herder? Waren de herdershonden dan de projectleiders? Of waren zijzelf de herdershond? Wie was dan de herder? Wat was in hun geval het fluitje waarmee de herder de hond commando’s geeft? Of waren zij slechts het fluitje? Was er eigenlijk wel sprake van één kudde en één herder? Of graasden er meer kuddes die elkaar mogelijk in de weg konden zitten? Hoe zorgden de herders er in dat geval voor dat elk toch aan zijn trekken kwam?

Het beeld van een herder is natuurlijk oeroud. In deze discussie bleek weer eens hoe krachtig het nog steeds is.


in

, ,

Tags: