Dido’s afscheid

Volgende week vertel ik op een feest een inleiding op het slot van Purcells opera Dido and Aeneas. Deze monumentale aria is het stel dat het feest geeft dierbaar en voordat het stuk wordt uitgevoerd, vertel ik dus het verhaal achter het tragische einde van Dido. Een mooi verzoek om mee aan de slag te gaan. Hier de tussenstand na het lezen en herlezen van diverse bronnen. Flarden en fragmenten die bij mij om wat voor reden dan ook blijven hangen en vragen waar ik nog mee worstel.

Het verhaal in het kort
Dido vluchtte uit haar geboorteland nadat haar man vermoord was door haar broer. Vanuit Tyrus (nu Libanon) voer ze naar Noord-Afrika (nu Tunesië) met de schatten die ze had weten te redden. Daar aangekomen wist ze listig grond te kopen van de daar heersende koning. Ze was namelijk bereid veel te betalen voor een oppervlak zo groot als ze met een runderhuid kon omtrekken. Doordat ze die huid in heel dunne repen sneed, kreeg ze een enorme lap grond, waar ze Carthago liet bouwen. Dido: een machtige, slimme koningin in ballingschap.
Aeneas heeft meer van een plichtsgetrouwe soldaat. Hij vocht in de Trojaanse oorlog en krijgt daarna van de oppergod Jupiter (we zitten in de Romeinse mythologie) de opdracht om in Italia een stad te stichten – Rome. Maar onderweg in een storm spoelt hij aan op de Carthaagse kust, alwaar hij verliefd wordt op Dido. En zij op hem. Helaas roept na enige tijd de plicht weer. Mercurius, de boodschapper van de goden, maant hem direct te vertekken: hij heeft zelf een stad te stichten. Aeneas vertrekt en alleen omdat Dido een voorgevoel had waardoor ze ‘m opzoekt, spreken ze elkaar nog. Dido is kapot van verdriet en slaat de hand aan zichzelf.

Intrigerende elementen
Zoals een mythe betaamd grijpen de goden regelmatig in. Dido wordt verliefd op Aeneas doordat Cupido haar hart met een pijl doorboort. Cupido neemt daarvoor de gedaante aan van Julus, het zoontje van Aeneas dat bij haar aan de borst ligt. Mercurius stuurt Aeneas op pad. In de opera van Purcell echter, is het een heks (vermomd als Mercurius) die Aeneas wegstuurt en daarmee Dido ten gronde richt. Welke draai geef ik hieraan: laat ik de goden, of maak ik het menselijker?

Vanuit welk perspectief vertel ik het verhaal? Een alwetende verteller ligt voor de hand. Het perspectief van Aeneas is onhandig (hoe weet hij wat er gebeurd is in het Carthago dat hij achterliet), maar ook ongepast (de aria na mijn verhaal is Dido’s klaagzang; zij moet centraal staan). Het als Dido vertellen ligt niet voor de hand, man als ik ben. Of kan ik op de een of andere manier de prachtige afscheidsbrief van Dido gebruiken, die Ovidius haar laat schrijven? Een brief aan Aeneas waarin heden en verleden, liefde en haat, hoop en wanhoop elkaar steeds afwisselen (vert. W.A.M. Peters):

Zekerheid zet je opzij voor een luchtkasteel…
Stel, je ontdekt zulk een landstreek, wie zal jou er eigenaar maken…
Mogelijk wacht jou een nieuwe geliefde, een andere Dido//die je dan, traditioneel, met wéér een liefde bedriegt…
Stel, alles lukt je, Aeneas, … //waarvandaan krijg je de vrouw die jou bemint zoals ik?

… de oceaan: kijk hoe die nu tekeergaat in bulderend stromweer://toch wil je weggaan, hoewel ruwe zee varen belet.
Vluchten? De winterse storm zet je vast, geeft mij hoop op genade…
Jou gun ik veiligheid hier…
Zelf gewond vrees ik te wonden, te schaden die mij heeft beschadigd…
Sterf niet! Want ik haat jou liever als levende dan als gestorven.

Houd op met zwerven, aanvaard hier mijn volk en mijn bruidsschat Carthago…
koningsgezag zul je hier hebben, de macht van een god!
Oorlog wanneer je dat wenst…

ik zit te schrijven terwijl Troje’s zwaard rust in mijn schoot.
Ogen vol tranen bevochtigen steeds weer het scherp van de snede;
straks zal dat niet van geween, straks zal dat druipen van bloed.

Nog best het een en ander aan knopen door te hakken. De komende dagen maar eens experimenteren met diverse varianten. Ik heb nog een week…


in

, , ,