Pelleas en Melisande in Zwolle

De reacties waren lovend: mooie combinatie van verhaal met de muziek, mooi verteld, knap hoe de tekst bij de muziek paste,… Ikzelf vond ook dat het allemaal lekker liep. Kortom, ik kijk terug op een prachtvoorstelling, gisteren in de Fonteinkerk met het Zwols Symfonieorkest.

Na afloop komen dan ook allerlei vragen uit het publiek. Sommige krijg ik vaker. Doe je het helemaal uit je hoofd? (Ja, ik vertel, ik lees niet voor.) Hoorde dit verhaal bij deze muziek? (Ja, maar wel in toneelvariant. Het was een hoop werk – léuk werk – om het tot een verhaal om te werken, zie bijvoorbeeld hier en hier.) Hoe krijg je het zo goed getimed tijdens het concert? (Oefenen, oefenen, oefenen.) Een nieuwe gisteravond was: maar werd je die muziek nooit beu? Nou, nu je het vraagt: nee, eigenlijk niet. Bij nader inzien best bijzonder. Als organist weet ik dat het studeren op sommige stukken hard werken is en dat die stukken je dan inderdaad tegen kunnen gaan staan. Behalve als het muziek van Bach is. Welke maat van Bach dan ook maar, je kunt hem honderden keren studeren en hij blijft mooi. Door die vraag gisteravond, vroeg ik me opeens af of deze muziek van Sibelius dan diezelfde kwaliteit heeft. Of zou het komen doordat ik niet zozeer de muziek aan het beluisteren of bestuderen was, maar vooral bezig was met de teksten erin te passen. Dat de combinatie het boeiend houdt. Dat zal er vast mee te maken hebben. Want hoe mooi zijn muziek ook is, Sibelius’ muziek op eenzelfde hoogte zetten als die van Bach… misschien dat dát iets te ver gaat.

En tenslotte: ook weer lof geoogst voor mijn vertelschoenen. Voor de gelegenheid had ik me daar een heel nieuwe outfit bij aangeschaft: eerst een mooie nieuwe blouse gevonden en me vervolgens een nette pantalon laten aanmeten, met daarbij een net niet té opvallende, bijpassende riem. En naar de kapper die met de tondeuse mij danig kortwiekte. Het hélpt, als je je lekker voelt in je outfit.


in

, ,