Geoliede machine

Een van de metaforen die ik in IT-ontwikkelorganisaties nogal eens hoor is die van de geoliede machine. Managers, maar ook veel professionals zien dat als het ideaalbeeld: het ontwikkelen van software zou net zo gesmeerd moeten lopen als een geoliede machine. Er gaat helaas nog veel mis in de automatisering, maar ooit zal deze branche volwassen zijn en loopt alles op rolletjes. Een variant van deze metafoor is die van de fabriek met ontwikkelstraten.
In organisaties waar op deze manier over het werk wordt gepraat, is het praten over mensen als resources nooit ver weg: iedereen vervult een taak in het proces en als we de mensen met de juiste kwaliteiten in de juiste rol zetten, dan loopt het vanzelf goed. Valt er iemand uit, dan moeten we op zoek naar iemand met dezelfde kwalificaties. Daarom is certificering ook zo fijn. Net als met USB-apparaten kun je mensen zo inzetten als plug-and-play componenten.

Om mij onduidelijke redenen vinden we de lopende band een aanlokkelijk beeld, ook voor softwareontwikkeling. Het probleem hierbij is natuurlijk enerzijds dat softwareontwikkeling steeds weer nieuwe systemen op moet leveren – in tegenstelling tot een lopende band waar honderdduizend keer hetzelfde product af rolt. En anderzijds dat het geen recht doet aan de professionaliteit van alle betrokkenen. Softwareontwikkeling als lopende band benaderen betekent dat iemand die lopende band zou kunnen uitdenken. Maar het is natuurlijk nogal pretentieus om te denken dat je op voorhand de beste, efficiëntste manier kunt bedenken om werk uit te voeren dat nog moet gaan komen. Vertrouw nou eens al die vakmensen dat ze er samen steeds weer uit gaan komen.

Als adviseur en coach in IT-land zie ik mezelf liever als tuinman. Ik plant zaadjes, bemest en begiet het zaaisel en wied af en toe onkruid. Maar ik weet dat het gras niet harder groeit als ik eraan ga trekken en dat er af en toe prachtige bloemen opkomen die ik niet gezaaid heb.
Ik zie een organisatie liever als tuin dan als machine.


in

, , ,

Tags: