Ik ben Legio. (Wij zijn één.)
Ik voel. Ik denk. En ik doe. (Wij ook.)
Heb ik iets te willen? Kan legio zich concentreren? (Doen wij ertoe?)
Ik ben Legio. (Wij zijn één.)
Zijn wij één?
We doen allemaal heel belangrijk werk. De een doet heel belangrijk werk. De ander doet heel belangrijk werk. De derde. En zo verder.
We hebben allemaal heel veel werk. De een heeft heel veel werk. De ander heeft heel veel werk. De derde. En zo verder.
We weten allemaal het beste hoe we ons vele, heel belangrijke werk moeten aanpakken. De een weet dat het beste voor haar werk. De ander voor zijn werk. De derde. En zo verder.
Wij zijn één, zeggen ze.
Maar.
Hoe kom ik vooruit?
Ik ben Legio. Mijn werk is belangrijk, zeggen ze.
Maar… Mijn werk? Wat is mijn werk? En dan: hoe pak ik dat aan?
Zullen we eens beginnen met hoe ik vooruitkom? Eerst dat maar. Ik loop niet, ik zwalk. De een gaat die kant op, de ander een andere kant, de derde, en verder, weer heel andere. Soms gaan ze gelijk op. Meer geluk dan wijsheid. Net zo makkelijk loopt het weer uiteen. Als ik al zou weten welke kant ik op wil, hoe kom ik daar dan?
Ze zeggen dat we één zijn
Ze zeggen dat wij één zijn. Dat klinkt goed. Wij zijn één. Wij – in plaats van allemaal ikken.
Natuurlijk, de een heeft de ander nodig, de derde de een en de ander allemaal. En zo verder. Maar je gaat niet op elkaar zitten wachten. Dus ga je door.
Samen kom je verder, heet het.
Ammehoela.
Waarheen?
Leren lopen, echt lopen, niet zwalken, heeft eigenlijk alleen zin als ik weet waarheen. Ik heb best een gevoel van de richting, maar is er niet een duidelijker doel? Wie bepaalt dat? Ikzelf? Zij samen? Heeft de een dan meer te zeggen dan de ander? Of hebben ze niks te zeggen, heb ik niks te zeggen? Is het doel allang bepaald? Dan hoor ik dat graag. Dat helpt bij het zetten van de juiste stappen.
Hoe dan?
Als wij één zijn, dan hebben we elkaar nodig. De een moet zo af en toe geholpen worden. De ander komt soms om in het werk. De derde wacht nogal eens op anderen. En zo verder.
Waar wachten we op? Wie neemt het voortouw, steekt de nek uit, offert zich op?
De een herinnert zich maar al te goed. De tweede heeft nu even geen. De derde. En zo verder.
En als niemand zegt hoe dan, hoe dan?
Legio gebeurt
Wij zijn Legio. Wij. Niet de een en de ander, de derde en zo verder. Maar wat er tussen ons gebeurt.
Wij zijn niet Legio. Ons samenspel is Legio. Als het tussen ons stroomt, is Legio.
Legio is niet, Legio gebeurt.
Of niet. Wat willen we?
Als narratief teamcoach gebruik ik verhalen, anekdotes, beelden en metaforen om wat ik zie gebeuren aan teams terug te geven. Het verhaal Ik ben Legio is gestoeld op de visie van het team als ‘levend wezentje’. Het team is de ‘ik’ in het verhaal, het team is Legio. Legio is op zoek naar een doel en wil leren lopen. Maar dat lopen moet wel gestalte krijgen in het samenspel van de individuele teamleden. Hun perspectief is de ‘wij’ in het verhaal. In de schuingedrukte stukjes zijn de teamleden ‘de een, de ander, een derde en zo verder’.
Ik heb mezelf de uitdaging gesteld om dit jaar elke week een verhaaltje te schrijven dat raakt aan mijn werk als narratief teamcoach. Deze staan op deze blog onder het project Legio.