Ik ben zelf ook een team

(K) Ik ben zelf natuurlijk ook een team. Als ik even namens ons vieren mag spreken. Of vijf… Doe jij ook mee?
(T) Jullie vieren zijn natuurlijk authentieke overlevingsrollen. Ik ben als teamcoach meer een functionele rol, maar met elkaar zijn we natuurlijk wel allemaal Arjen.
(K) Ok, dus met elkaar zijn we een team en natuurlijk hebben wij hetzelfde doel en werken we samen.
(C) Nou, we rijden elkaar soms best in de wielen, zou ik denken.
(L) Ja, en we hoeven echt niet alles samen te doen. Een hoop kan ik wel in mijn eentje af.
(K) Ik kan ook best een boel alleen doen.
(C) Ik ook.
(L) Ja, OK. We hebben 20 minuten. Ik stel voor dat we ons eerst voorstellen?
(W) Uh, we zouden dit toch samen …?
(K) Ik kan het verhaal toch gewoon doen?
(T) Jongens! Ik heb het gevoel dat jullie allemaal wel zo’n beetje een idee hebben van waarvoor we hier zijn. Maar kunnen jullie ook vertellen wat dat doel dan is?
(L) Ja, dat is toch duidelijk? We gaan …
(T) Jou hebben we al een paar keer gehoord. Wat vinden de anderen?
(C) Ho, wacht even. Twee fouten. Eén: dit is typisch een managerial ingreep. Jij bepaalt nu de orde van het gesprek. En twee: je speelt op de man. Als er iets is dat we hebben geleerd, dan is het toch om te kijken naar de interactiepatronen?
(T) Je hebt helemaal gelijk. Ik probeer het nog een keer. Ik hoor een aantal die veel aan het woord zijn en andere minder. Herkennen jullie dat?
(C) Ho, ho. Nou stel je een andere vraag dan daarnet. Moeten we nu zeggen of we eenzelfde beeld hebben van het doel? Of dat sommigen meer aan het woord zijn dan anderen?
(L) Ja, en nu hebben we nog maar 15 minuten … Eerlijk gezegd vind ik dit nogal theoretisch geneuzel en zonde van de tijd. Zullen we to-the-point komen? We moeten vertellen waar we een jaar geleden stonden met betrekking tot teamcoaching, welke blokkades we hebben ervaren en waar we nu staan. Wie roept?

(C) Dit wordt best gênant. Het publiek zit al wel te luisteren, hè?
(K) Zal ik niet gewoon beginnen met vertellen?
(W) Uh, …
(K) Dan hebben we in elk geval een goed verhaal.
(W) Uh, …
(K) Of heb jij een beter voorstel?
(W) Nee, laat maar.
(T) Jongens, voor mij is het gesprek inmiddels heel onoverzichtelijk. Ik begin af te haken. Is dat voor anderen ook zo?
(L) Ja, dus een concreet voorstel: één van ons vertelt waar we een jaar geleden stonden, de volgende wat de blokkades waren, en de derde …
(C) Maar nou zit jij het wel weer voor ons allemaal te bepalen.
(L) Anders blijven we in rondjes draaien en komen we geen steek verder. Als er andere voorstellen zijn: fine with me. Maar die hoor ik niet. Dus, zullen we het zo doen?
(W) Uh, misschien …
(C) Nee hè? Ik dacht dat we een plan hadden. Zullen we dóór? Of wilde jij als eerste?
(W) Nee, volgens mij. Nou ja, in de opdracht stond ook dat het interactief moest zijn. Maar …
(K) Heb ik wel een idee voor. We kunnen hen een verhaal laten vertellen.
(T) Het valt me op dat jullie van het ene onderwerp naar het andere bewegen, zonder dat er conclusies worden getrokken. Herkennen jullie dat?
(L) Ja, laten we dat interactieve deel maar doen als er tijd over is. Wat ik betwijfel als we doorgaan op deze manier.
(C) Nou, eerlijk gezegd herken ik het wel. Mijn aanname was dat iedereen het eens was met jouw voorstel, maar we hebben het niet van iedereen gehoord. Is iedereen het ermee eens?
(W) Uh, … Ik heb misschien nog een heel ander voorstel.
(L) <zucht>
(W) We, uh, hebben geleerd dat als een van ons opspringt – of juist niet, in mijn geval – dat we dan even moeten bedenken of die eerste reactie gepast is. Toch?
(K) Uh, ja … we blijven natuurlijk overlevingsstrategieën.
(W) Ik vind het al heel wat dat we ons hier zo hebben laten zien.
(K) Hmm, misschien is dat inderdaad al genoeg. Hoeven we dat verhaal helemaal niet te vertellen. Kill your darlings … Wie is het ermee eens?
(W) Uh, wacht. Mijn voorstel zou zijn om wél nog dat interactieve deel te doen. Dus wie is het ermee eens dat we nu meteen het interactieve deel gaan doen?
(K) Ja
(C) Ik ook.
(L) Ja, ik ben overtuigd. Misschien goed als jij die oefening die je in gedachten had nu gaat doen?
(K) OK!


Ik heb mezelf de uitdaging gesteld om dit jaar elke week een verhaaltje te schrijven dat raakt aan mijn werk als narratief teamcoach. Deze staan op deze blog onder het project Legio.

Dit verhaaltje maakte ik voor de afsluiting van een opleiding tot teamcoach die ik volgde. Elke deelnemer was gevraagd om een presentatie te maken over wat we in de opleiding hadden geleerd, en welke blokkades we hadden overwonnen. Als narratief teamcoach vond ik het een mooie uitdaging om mijn presentatie in de vorm van een verhaaltje te gieten. Een gesprek tussen vier van mijn ‘overlevingsstrategieën’: reflexmatige manieren van handelen die ik me al jong heb aangeleerd als het spannend wordt. Gedurende de opleiding ben ik me van deze strategieën weer meer bewust geworden. (K) is mijn “kijk-mij-ik”: geef mij een podium en ik vertel een mooi verhaal. Fijn om dan ook applaus te krijgen. (C) is de criticaster in mij, die heel scherp uit de hoek kan komen en kan aanwijzen waar de ander het fout heeft. (W) is mijn ‘wie-ben-ik-nou-helemaal’: de twijfelaar die vooral ziet wat ik allemaal nog niet kan en weet en bang is om ‘de grote broek aan te trekken’. En (L) is ‘Laat-mij-het-maar-doen’, de solist die het liefst eigenhandig aan de slag gaat in de overtuiging dat het dan niet alleen sneller gaat, maar ook een beter resultaat oplevert. En, zoals in het verhaaltje zelf al wordt verteld, (T) is de teamcoach-rol en dan met de focus op datgene wat ik gedurende de opleiding heb geleerd.


in

, ,

Tags: