Ik stuitte op deze recente uitgave van Ian Wilson over en met een vertaling van het boek van Geoffroi de Charny. Het staat barstensvol wetenswaardigheden en goed onderbouwde speculaties over het leven van Geoffroi de Charny en met name over zijn Livre. (Het boek over ridderlijkheid dat hij zou hebben geschreven, waarover ik in mijn vorige stukje schreef, is hoogstwaarschijnlijk niet van zijn hand.) Het bevat ook de tekst van dat boek in het oorspronkelijke rijmende Frans en in een mooie vertaling van Nigel Bryant. Het gaat over hoe als ridder eer en perfectie te bereiken. Daarbij komen allerlei situaties uit het leven van een ridder voor die niet mooier worden gemaakt dan ze zijn: vernedering op het toernooiveld, gruwelen tijdens een veldslag en ontberingen tijdens een kruistocht. Het Livre is geschreven in de intrigerende tweede persoon enkelvoud (het gaat dus over ‘jij’ die alles meemaakt). Ian Wilson gaat uitgebreid in op het mogelijke leven van de Charny, een redelijk laag geboren edelman die eindigde als drager van het koningsvaandel, de Oriflamme.
Genoeg stof voor een verhaal, zou je zeggen. Maar mijn inspiratie stokt nog wat. Voor een verhaal is het zaak te weten wie de hoofdpersoon wordt en wat zijn doel is. (En waarom dat belangrijk is en waarom dat moeilijk te bereiken is – ook dat natuurlijk, maar eerst maar eens: wíe wil er wàt?) Een verhaal met Geoffroi als hoofdpersoon die een boek aan het schrijven is? Of die aan het vechten is, misschien wel op leven en dood? Wordt het één grote flashback die hij heeft tijdens de slag bij Poitiers waar hij zal sterven?
Misschien. Maar ik hecht ook aan het idee om Jean de Berry op te voeren als personage, misschien zelfs hoofdpersoon. Ik vertel mijn verhaal per slot van rekening in het Gebroeders van Lymborchmuseum en de hertog van Berry was de opdrachtgever van de gebroeders. Hij heeft de Charny vast gekend, omdat hij er zelf als 16-jarige bij was, in Poitiers. Hij heeft, als bibliofiel, het Livre vast ook in zijn bezit gehad. En ik zie overeenkomsten in hun levens – om er twee te noemen: allebei Engelse krijgsgevangen geweest en allebei hebben ze diverse keren tegen verdere agressie en oorlogsvoering gepleit. Denkt de hertog wel eens terug aan de Charny? Zijn diens boeken en zijn en zijn voorbeeldige gedrag nog steeds een voorbeeld voor de hertog?
Maar weer: voor het verhaal zoek ik nog naar de essentie: wat staat er op het spel? Voor wie? Waarom is dat voor hem van belang? Ik zeg altijd dat ik erop heb leren vertrouwen dat de inspiratie wel komt. Dat die niet valt te forceren. Dat ik opeens een idee krijg waarmee ik verder kan. Maar met alle voorwerk dat ik er nu op heb zitten, zou ik het helemaal niet erg vinden om binnenkort toch eens te kunnen gaan schrijven.
Noteer maar vast: de datum waarop ik het verhaal ga vertellen is 13 juli… dàn is het in elk geval af!