Het afgelopen weekend stond in het teken van de middeleeuwen. Zaterdag vertelde ik in de Stevenskerk in Nijmegen op uitnodiging van de Stevenskring, de vrijwilligers van die kerk. Zondag deed ik mee met de jaarlijkse Mythische Marathon, dit jaar met als rode draad middeleeuwse, Nederlandse literatuur.
In de Stevenskerk vertelde ik in de grafkelder van Catharina van Bourbon, een mooie plek om te vertellen. Passend misschien ook, om daar mijn verhaal over de hel te vertellen. Het is een verhaal rond enerzijds het in de tijd van Catharina nog steeds populaire visioen van Tondalus en anderzijds het Westers Schisma, dat bij Catharina’s geboorte alweer decennia opgelost was, maar ongetwijfeld nog nadreunde in geloof en houding ten opzichte van de kerk. Ook vertelde ik Moenen, mijn versie van Mariken van Nimwegen. Dat speelt niet alleen in de tijd en plaats van Catharina van Bourbon, maar in dit verhaal heeft haar man ook nog een rolletje. Fijn om deze verhalen voor een in de historie van stad en kerk geïnteresseerd publiek te vertellen.
Zondag deed ik voor de derde keer mee aan de Mythische Marathon, een bijeenkomst van vertellers waarin ieder een deel van een groter, episch verhaal voor zijn rekening neemt. Eerder vertelde ik over het Speurende Beest tijdens een dag met Arthur-verhalen en over de landing bij Troje toen de Trojaanse oorlog centraal stond. Dit jaar stond niet één epos centraal, maar bekende Middeleeuwse Nederlandstalige verhalen. Ik had ooit wel eens gehoord over Heer Halewijn, over Ferguut, de Zwaneridder, Floris en Blancefloer en over Beatrijs – maar eerlijk gezegd, ik kende ze niet. Geweldig om die allemaal eens langs te horen komen. Ferguut met tal van bekende elementen uit andere Arthurverhalen. De lugubere heer Halewijn die een lesje wordt geleerd door een koningsdochter en de absoluut niet ridderlijke Floris die zijn geliefde Blancefloer uit een Oosterse harem moet zien terug te winnen. Mijn associatie van de Zwanenridder met de plaatsen Nijmegen en het nabijgelegen Kleef zou kunnen kloppen, maar er blijkt ook een zwanenridder te zijn die in de Ardennen huisde en Godfried van Bouillon als nazaat had. Zelf vertelde ik het tweede deel van Beatrijs een beroemd mirakelverhaal waarin Maria zelf stand-in is van een ‘gevallen’ non. Over dit verhaal schrijf ik een dezer dagen nog een ander stukje. Naast deze grote verhalen, kwamen er ook nog een paar sagen langs: over kasteel Ammersoyen en over de Duvelsgracht in Gorinchem.
Erg leuk om zo met een (deel van een) verhaal bezig te zijn en om die zo samen met andere vertellers onder elkaar te vertellen.