Vanochtend, in een kerkdienst in Gennep, vertelde ik mijn spiegelverhaal bij het verhaal uit Daniël 4, over de droom van Nebukadnessar, de uitleg ervan door Daniël en de waanzin en het herstel van de koning daarna. Mede door de passende liederen en de teksten die dominee Conny van den Berg had gevonden, werd het een mooie dienst.
De laatste keer dat ik het verhaal had verteld, was al bijna vijftien jaar geleden, dus paste ik het verhaal voor deze gelegenheid wat aan. Dat doe ik altijd met verhalen die ik na langere tijd weer ga vertellen, want er zijn altijd wel stukken die ik bij nader inzien, of in deze context, om wat voor reden dan ook wil aanpassen. In dit geval droeg bijvoorbeeld de lezing van Mattheüs 13: 31-32 bij aan het nieuwe einde van het verhaal: de gelijkenis van het mosterdzaadje. Bij Daniël gaat het over een boom die staat voor misbruik van macht, een boom die geveld moet worden. In Mattheüs groeit uit dat zaadje een boom als beeld voor het koninkrijk van God, een beeld voor hoe het er op aarde óók aan toe zou kunnen gaan. Werkte ‘ik’, de verteller van het verhaal, met zijn vorige bedrijf Skys de aarde, de mensen en zichzelf in de vernieling, met zijn nieuwe initiatief wil hij het goede doen. Vanuit Mattheüs kwam de naam voor dat initiatief als vanzelf: Seeds. Was de slogan van Skys: no limits, met Seeds wil ‘ik’ de verbondenheid van alles en iedereen op aarde nastreven: grow together.
Een belangrijk thema in het verhaal is elkaar in de ogen kunnen kijken. Initieel vermeed de ‘ik’ dat door altijd een spiegelende zonnebril te dragen. Keerpunt is het moment dat hij oog in oog staat met zichzelf. En het volgende keerpunt als hij oog in oog staat met het kind in het park. Toen ik het beeld van elkaar echt zien in het verhaal verwerkte, had ik in mijn hoofd de wijsheid: “in de ogen van de ander, zie je de Ander” – ik meen van Levinas. Conny, de voorganger, had een aantal liederen gevonden die heel mooi bij dat thema aansloten (zie onder). Al met al fijn om met mijn verhaal aan deze viering een bijdrage te kunnen leveren.
Liedteksten
Voor de liefhebber een selectie uit de liederen die we in de dienst zongen:
Ps 139, vers 1
Heer, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken,
kent Gij mij, Gij weet waar ik ga,
Gij volgt mij waar ik zit of sta.
Wat mij ten diepste houdt bewogen,
’t ligt alles open voor uw ogen.
En in vers 8
Niets blijft er voor uw oog verborgen.
Ja, Gij omringt mij met uw zorgen.
Ken je mij? Wie ken je dan?
Het lied van Huub Oosterhuis met daarin:
Ogen die door de zon heen kijken
Zoekend naar de plek waar ik woon
Ben jij beeldspraak voor iemand
die aardig is, of onmetelijk ver,
die niet staat en niet valt
en niet voelt als ik,
niet koud en hooghartigIk zou een woord willen spreken
Dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt
Ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben, ik ben
Ps 51, uit de verzen 1, 4 en 5
Ontferm u God, ontferm u, hoor mijn klacht,
ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden. (…)Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond,
doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen, (…)Schep in mij, God, een hart dat leeft in ’t licht, (…)
verwerp mij niet van voor uw aangezicht.
Lied 828, vers 1
Stem als een zee van mensen
om mij door mij heen.
Stem van die drenkeling,
van dat stuk wrakhout,
dat een mens blijkt
als hij mij aankijkt.
Lied 925
Nog een lied van Oosterhuis, met daarin de regels:
Wek mijn zachtheid weer.
Geef mij terug de ogen van een kind.
Slotlied, lied 460
Het is nog geen advent, maar we zitten wel in de donkere dagen die uitlopen op advent. En in dit lied zitten deze verzen 4 en 5, met daarin ook weer bomen die weer uit gaan lopen:
De nacht loopt ten einde,
de dag komt naderbij.Zie naar de boom, die leeg en naakt
in weer en wind te schudden staat;
de lente komt, een twijg ontspruit,
zijn oude takken lopen uit.De nacht loopt ten einde,
de nacht komt naderbij.Een twijgje, weerloos en ontdaan,
zonder gestalte, zonder naam.
Maar wie gelooft verstaat het wel.
Dat twijgje heet: Emmanuel.De nacht loopt ten einde,
de nacht komt naderbij.