De meester van de bliksem


Dit verhaal heb ik in 2003 gemaakt in opdracht van de VEV, de Vereniging voor Elektrotechnisch Vakonderwijs . Deze vereniging ging toen op in het grotere Kenteq. De vraag was om een verhaal te maken waarin de 80-jarige geschiedenis van de vereniging op een aansprekende manier aan bod kwam. Mensen die de geschiedenis kenden moesten deze ook herkennen in het verhaal, maar ook voor buitenstaanders moest het leuk zijn om naar te luisteren. Op 15 mei 2003 heb ik het op het grote afscheidsfeest van de VEV verteld.


Er is een tijd geweest dat tovenaars de elementen bedwongen. Aarde, water, lucht en vuur onderwierpen ze aan hun macht. Steeds weer nieuwe machines bedachten ze om de kracht van de elementen ten dienste te stellen van de mens.
In die tijd waren er in elk dorp makers die deze machines konden bouwen en bedienen. Zij brachten de magie bij de mensen. Het was lastig om een goede maker te worden: er waren maar weinig tovenaars en ze lieten zich niet vaak zien. Daarom gingen makers in de leer bij meesters.
Meesters waren respectabele lieden die rond reisden. Op hun reizen bezochten ze tovenaars en ontmoetten ze tal van ervaren makers. De wijsheid die ze zo opdeden onderwezen ze weer aan leerling-makers.
Dit verhaal gaat over een van die meesters: Vevenius, de Meester van de bliksem.

Vevenius was een groot meester. Hij speelde met de bliksem alsof hij hem zelf had getemd. Hij kende de bliksemmachines alsof hij ze zelf had uitgevonden. Maar hij was vooral een vakkundig leraar. Als een maker bij Vevenius was geslaagd, kon je jouw machines met een gerust hart aan hem toevertrouwen.

Schilderij Marlies Foede
Schilderij Marlies Foede

Er was iets merkwaardigs aan Vevenius. Oude makers herinnerden zich hem als een oude man – een oude man die woonde in een statig pand in de grote stad. Jonge makers herinnerden zich hem als een jonge man – een jonge man die in een hippe bungalow op het platteland woonde. Het was alsof Vevenius jonger werd met het verstrijken van de jaren.
Het kwam voor dat Vevenius aan zijn makers oplossingen leerde voor problemen die zich nog nooit hadden voorgedaan. Maar leerlingen wisten dat je dan extra moest opletten: je kon er donder op zeggen dat het probleem zich zou gaan voordoen. Het was alsof Vevenius kon voorspellen wat er ging gebeuren…
Het merkwaardige aan Vevenius was dat hij achterstevoren door de tijd leefde. Wat voor mensen morgen was, was voor Vevenius gisteren. Wat voor de mensen in het verleden lag, lag voor Vevenius in de toekomst.
Naarmate de jaren verstreken, werd hij dan ook steeds energieker. Steeds meer makers leidde hij op. Hoeveel nieuwe machines de tovenaars ook ontdekten, Vevenius hield het allemaal bij. Hij reisde naar verre landen en gaf daar les. Ondertussen vond hij ook nog tijd om boeken te schrijven. Voor gewone mensen was het niet te begrijpen waar hij de tijd en energie vandaan haalde. Mensen die het ook druk hadden, drukker, drukst… en soms zelfs overspannen raakten. Voor die mensen gaf Vevenius af en toe een college Overspanningsbeveiliging.

Een belangrijke figuur in het leven van Vevenius was het leerlingwezen: een wezen met honderd hoofden, en honderd paar armen en benen. Het zag er vervaarlijk uit, maar deed niemand kwaad. Het wilde aardig zijn en mensen helpen. Maar probeer maar eens iets te doen als je zoveel ledematen hebt die elkaar allemaal in de weg zitten. En als je zoveel hoofden hebt die allemaal iets anders willen!
De koning van het land had zich over het leerlingwezen ontfermd. Hij had Vevenius opdracht gegeven het leerlingwezen op te leiden. Vevenius besefte al snel dat hij dit nooit alleen kon. Hij dacht:
“Als het wezen kan werken voor een maker, dan leert het daar al een heleboel. En het is nog beter als ik voor elk hoofd een andere maker vind: dan leert het des te meer. Het scheelt mij veel werk en de koning zal tevreden zijn.”

Dus ging Vevenius op zoek naar makers voor wie het leerlingwezen kon werken. Het was een hele klus, maar uiteindelijk had Vevenius honderd patroons gevonden voor het leerlingwezen. Vier dagen per week werkte het wezen bij zijn patroons, en een dag per week kwam het bij Vevenius.
Vevenius praatte en Vevenius doceerde. Het leerlingwezen luisterde en het leerlingwezen leerde.

Iedereen was tevreden.
Voor zo lang het duurde.

Want hoe langer het leerlingwezen in de leer was, hoe meer lastige vragen het begon te stellen. Vragen die Vevenius maar moeilijk en soms zelfs helemaal niet kon beantwoorden.
Op een dag barstte de bom. Vevenius was nog maar net aan de les begonnen of daar viel het leerlingwezen hem in de rede. Het was alsof alle hoofden tegelijk begonnen te praten:
“Dit weet ik allang, mag ik dit deel niet overslaan?”
“Mijn patroon zegt dat dit ouderwets is…”
“Hoezo moet ik dit zelf in elkaar zetten? Dit kun je toch gewoon kopen?”
“Leuk hoor, de bliksem, maar mijn patroon heeft nieuwe machines…”

Vevenius ontkwam er niet aan: het moest anders! De meester die altijd had bepaald wat zijn leerlingen moesten leren, moest hen meer zelf laten kiezen. De meester wiens woord wet altijd wet was geweest, moest zich door patroons laten gezeggen. De meester van de bliksem moest gaan samenwerken met Silicius, de rekenmeester. Je kunt je voorstellen hoe moeilijk Vevenius het had. Maar Vevenius was een groot meester. En hij had het beste voor met zijn leerlingen. Dus zette hij zijn beste beentje voor. En het lukte hem zijn lessen aan te passen. Sindsdien werd hij geprezen door de patroons van het leerlingwezen en meer makers dan ooit traden bij hem in de leer.

Zo verliep het leven van Vevenius. Toen hij ongeveer tachtig jaar oud was – hij was een eigenwijze jonge knaap geworden – kwam de koning bij Vevenius.
“Vevenius, je bent al zoveel jaren bij ons. Je hele leven heb je gewijd aan het opleiden van makers. Alle makers, het leerlingwezen, het hele land is je dankbaar. Ik heb besloten dat het tijd is dat jij jouw diensten gaat overdragen aan anderen. Ik wil dat de scholen in het land jouw taken overnemen.”
Als de koning had gedacht dat Vevenius hem dankbaar zou zijn, dan had hij het mis. Vevenius was geschokt. Hij trok wit weg.
“Wat?! Dat kan helemaal niet!…”
Vervolgens liep hij rood aan.
“Elke school mag maar doen wat hij wil? Dat kunnen ze niet… Wat zullen de makers nog leren?… Dat wordt chaos…”
En stampvoetend riep hij uit: “Niemand is zo goed als ik!”
De koning merkte dat hij voorzichtig moest zijn.
“Daar is ook helemaal geen twijfel over, Vevenius. Jouw kennis, jouw vakmanschap, jouw meesterschap zijn onmisbaar. Daarom wil ik je vragen om raadsheer te worden en de scholen te helpen om net zo goed te worden als jij bent. Zo kunnen nog meer goede makers worden opgeleid. Is dat niet wat jij het allerliefste wilt?”
Een wens van de koning leg je niet zomaar naast je neer. Bovendien, toen zijn eerste woede was bekoeld, voelde Vevenius zich wel gevleid: op zijn leeftijd raadsheer van de scholen! Hij wist dat veel van de scholen graag ook van zijn meesterschap gebruik zouden blijven maken. Dus zijn oude ambacht, onderwijzen en tests afnemen, zou hij niet hoeven missen.

Zo gebeurde het dat makers uit het het hele land zijn naam met respect bleven uitspreken: raadsheer Vevenius, meester van de bliksem, omgekeerde reiziger door de tijd. Toen Vevenius er niet meer was, waren veel mensen verdrietig. Maar iedereen wist zeker: “Dit is geen einde, maar een nieuw begin.”


Creative Commons Licentie
Dit verhaal stel ik beschikbaar onder Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel 3.0 Nederland License.