Een engel zonder vleugels

Dit verhaal heb ik rond 2000 gemaakt voor een verhalenroute voor basisscholieren, destijds georganiseerd door Joker, voor jongeren en kerk in Apeldoorn. Bij bijzondere gebouwen én bij een van de Tien Geboden maakten de vertellers van het Vertelgenootschap Apeldoorn elk een verhaal. Dit verhaal maakte ik voor de Mariakerk, bij het tweede gebod.

Wereldverteldag 2020 viel vlak nadat coronamaatregelen in waren gegaan. Bij die gelegenheid maakte ik een opname van het verhaal.


Wat je als engel nooit ofte nimmer moet doen is je vleugels afdoen.
Handboek Engel, hoofdstuk Persoonlijke Uitrusting, na stukken over de halo en de harp: “Tijdens diensttijd zal de engel zijn vleugels niet afdoen.”

En dat deed ik dus wel. Die dingen knelden namelijk verschrikkelijk en ik had er de hele dag al mee rondgevlogen. Dus ik hing ze even aan een wolk, echt maar voor eventjes. Alleen waaide het zo hard, dat ze er meteen afvlogen en naar beneden vielen. Ik sprong er achteraan. Maar dat was niet zo slim, want zonder vleugels kan zelfs een engel niet vliegen.

Ik landde op aarde midden in een bos. Even voor de duidelijkheid: ik zat zwaar in de problemen. Een engel op aarde wordt geacht mensen te helpen.
Engelbergse Catechismus, vraag 1: “Waartoe zijn wij op aard, in de hemel en overal ertussenin?” Antwoord: “Om mensen, dieren en de ganse natuur gelukkig te maken, nu en in het hiernamaals.”
Om mensen, dieren en de ganse natuur gelukkig te maken…

Maar dan moet je wel je vleugels bij je hebben. Een engel zonder vleugels is eigenlijk geen engel. Bovendien, zonder vleugels kon ik niet meer terug omhoog. Ik moest dus op zoek naar mijn vleugels.

Ik wandelde in de richting waarheen mijn vleugels gevlogen waren en na een tijdje kwam ik bij een open plek in het bos waar drie mannen rond een kampvuur zaten. Ze waren stil en zaten er somber bij. Eén neuriede een mooie, droevige melodie. Toen ze me zagen was de somberte op slag verdwenen. Ze sprongen op en lachten:
“Een engel! Dan komt het toch nog goed!”
Voor ik iets kon zeggen waren ze aan het vertellen. Het waren een muzikant, een reiziger en een timmerman. De koning van hun land zou een groot feest geven en iedereen was uitgenodigd. Maar de drie konden geen kado bedenken dat mooi genoeg was om de koning te geven. De muzikant speelde al jaren op zijn fluit bij de paleispoort en de koning kende al zijn muziek al. De timmerman was de beste van het land. Hij had de troon van de koning gemaakt. Wat kon hij de koning nu nog als kado aanbieden? En de reiziger had uit verre landen de mooiste dingen meegenomen, en wat hij voor de koning zocht, moest natuurlijk nog mooier zijn. Ze waren bedroefd omdat ze al weken op zoek waren en nog niets hadden gevonden.
Ze keken me aan:
“Gelukkig ben jij er nu: onze reddende engel.”
Ik zei zachtjes: “Sorry, ik kan jullie niet helpen. Ik ben mijn vleugels kwijt. Ik ben eigenlijk geen engel meer. Ik wens jullie heel veel sterkte.” Ik liep weg en zei nog over mijn schouder: “Dat lied dat ik hoorde toen ik kwam aanlopen, was erg mooi! Vaarwel.”
Ik liep weg en tot mijn stomme verbazing hoorde ik de mannen lachen:
”Natuurlijk! Reiziger, ” zei de timmerman, “als jij die melodie aan de muzikant leert, dan maak ik ondertussen een fluit. Zo’n mooi lied, gespeeld door de beste fluitist op de mooiste fluit: dat is het mooiste kado dat de koning zal krijgen!” En hij riep me na: “Dankjewel, engel!”

Ik wandelde in de richting waarheen mijn vleugels gewaaid waren. Het bos uit. Door dorpjes. Door velden.
Op een dag kwam ik langs een huisje, waarvoor een bankje stond waarop een oude vrouw zat. Ze was bedroefd. Toen ze me zag, klaarde haar gezicht op:
“Een engel! Wat ben ik blij dat jij hier bent.”
Voor ik iets kon zeggen was ze al aan het vertellen. Een half jaar geleden was haar man overleden. In het begin waren er veel vrienden en familie geweest om haar gezelschap te houden. Na een tijdje kwamen de vrienden niet meer. En nog wat later was ook de familie weggebleven. Ze was erg alleen.
Toen ze uitverteld was, haalde ik diep adem en zei zachtjes:
“Sorry, ik kan u niet helpen. Ik ben mijn vleugels kwijt. Ik ben eigenlijk geen engel meer.”
Maar het leek wel of de vrouw dat niet hoorde. Ze glimlachte en nodigde me uit om te blijven eten. Bij het afscheid zwaaide ze me lachend uit en riep:
“Dankjewel, engel!”

Ik liep verder in de richting waarheen mijn vleugels gewaaid waren en kwam in de bergen terecht.
Op een dag hoorde ik een droevig gejank en gegrom. Het klonk alsof er wind door de bergspleten joeg en donder tussen de bergen rommelde. Ik liep op het geluid af en kwam bij een grot. Ik riep:
“Hallo! Is daar iemand?”
Het geluid stopte. In plaats daarvan klonken er nu enorme dreunen. De aarde trilde en stenen en rotsblokken vielen van de berg. Een draak kwam de grot uit! Normaal gesproken zou ik weggerend zijn. Maar deze draak huilde! Hij keek me aan en zei:
“Engel, wil je me alsjeblieft helpen?”
Voor ik iets kon zeggen, begon hij te vertellen. Op een dag toen hij door de lucht vloog was hij in een storm terechtgekomen. Eén van zijn vleugels was gebroken en toen hij viel was ook zijn andere vleugel gebroken. Hij zei:
”Engel, wil je alsjeblieft mijn vleugels maken? Anders kan ik nooit meer vliegen en een draak die niet kan vliegen, die overleefd het niet.”
Ik zei: “Sorry, ik kan je niet helpen. Ik ben mijn vleugels kwijt. Ik ben eigenlijk geen engel meer.”
De draak begon te lachen.
“Een week of wat terug waaide er iets wits, donzigs mijn grot in. Ik durf mijn kop eronder te verwedden dat dat jouw vleugels zijn.”

Ik rende de grot in en… Ja hoor, daar lagen ze! Een beetje vuil en wat verkreukeld, maar het kon niet missen: dat waren mijn vleugels. Ik deed ze aan en wist het zeker: ik was weer een engel! En waartoe zijn wij op aard, in de hemel en overal ertussenin? Om mensen, dieren en de ganse natuur gelukkig te maken.
Ik rende naar buiten en lachte naar de draak:
“Ik kan weer helpen! Ik ga jou helpen. Jij hebt vleugels nodig? Wacht maar.”
Ik klom op de rug van de draak, deed mijn vleugels af en bond ze op de rug van de draak. Hij keek blij, fladderde even vloog weg. Hij maakte een rondje boven mijn hoofd en riep naar beneden:
“Dankjewel,  engel!”

Ik ben weer een engel!


Creative Commons Licentie
Dit verhaal stel ik beschikbaar onder Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel 3.0 Nederland License.