Af en toe moet ik een training geven met lesmateriaal dat door anderen is gemaakt. En soms wordt ik dan opgezadeld met Powerpointpresentaties waar de honden geen brood van lusten. Dia’s met bullets, sub-, subsub- en misschien zelfs wel subsubsub-bullets en met heel veel tekst. Om je rot te schamen.
Tot mijn stomme verbazing zie ik nog steeds regelmatig mensen van dit soort slechte Powerpoint-presentaties gebruiken zónder dat ze zich realiseren dat die brei van tekst gelijktijdig met hun verhaal niet werkt. In het saaie geval leest een spreker de hele tekst voor; met hopelijk af en toe nog een toelichting; en hopelijk met het gezicht en niet zijn rug naar zijn publiek. In het vermoeiende geval vertelt de spreker het verhaal in z’n eigen woorden. Maar als dat gebeurt terwijl er een andere tekst geprojecteerd wordt, moet het publiek de aandacht verdelen tussen luisteren en lezen. Vermoeiend.
Hoe ik ermee omga? Ik heb me aangeleerd om me in zo’n geval extra goed voor te bereiden. Bij elke dia weet ik wat de boodschap is die ik erbij wil vertellen. En die vertel ik dan ook. Als ik, zelfs na overleg met degene die de presentatie ooit maakte, niet in één zin kan zeggen wat de boodschap is, dan haal ik ‘m gewoon uit de presentatie.
Tijdens de presentatie laat ik de dia pas zien nadat ik de boodschap ervan heb verteld. Enerzijds ter geruststelling van die luisteraars die bang zijn dat ik maar wat aanrotzooi. Anderzijds omdat het tonen van de tekst mogelijk nieuwe, relevante vragen oproept, alleen al omdat er een andere formulering staat dan die ik in mijn verhaal gebruikte, of omdat mensen het nu lezen in plaats van horen, of omdat het de tweede keer is dat ze de boodschap tot zich nemen.