Perspectief en punt

Drie koningen 2 - Tres Riches Heures
De aanbidding der wijzen – Gebroeders van Lymborch

Voor het Driekoningenverhaal dat ik vrijdag ga vertellen, had ik aardig wat informatie bij elkaar. De middeleeuwse legenden bevatten tal van interessante en leuke anekdotes die ik graag geheel of gedeeltelijk in mijn verhaal zou gebruiken. Alleen: een verzameling leuke anekdotes is nog geen verhaal. Een verhaal heeft een hoofdpersoon nodig die een doel moet hebben, dat de drijfveer vormt voor zijn of haar handelen. Korter: er is een perspectief nodig en een punt.
Dat (een van) de drie koningen de hoofdpersonen zouden zijn, lag voor de hand. Als perspectief zou ik een afstandelijke verteller over hem of hen kunnen laten vertellen. Maar ik besloot vrij snel om het verhaal ‘van binnenuit’ te vertellen en eens te kiezen voor de eerste persoon meervoud. Het leek me leuk om de drie koningen als ‘wij’ op te voeren. Ze worden per slot van rekening zo’n beetje altijd als één geheel beschouwd. Daarbij vind ik het wel grappig dat in dit geval van koningen, het ‘wij’ ook als majesteitsmeervoud gehoord kan worden.
In de eerste versies van mijn verhaal, bleef ik steeds steken in een chronologisch verslag van wat ze hadden meegemaakt. De ster, de stal, de vlucht voor Herodes, hun bekering door Thomas, hun sterven en de translationes. En toen… en toen… en toen… Tot ik te horen kreeg dat ik het verhaal zou gaan vertellen in de Sint Nicolaaskapel in Nijmegen. Een prachtige, oeroude kapel op het Valkhof gewijd aan de bisschop uit Mira. Vanuit de organisatie kwam de suggestie om in mijn verhaal een link te leggen naar deze heilige.
In eerste instantie was mijn reactie: “Hmmm, nóg meer legenden erbij is misschien niet zo’n goed plan.” Maar de goedheiligman liet me niet los. Deze heilige heeft de nodige heldendaden op zijn naam. Heldendaden waar de drie koningen, als ik heel eerlijk ben, niet aan kunnen tippen. En hieruit ontstond de gedachte dat de drie koningen zich gegeneerd zouden kunnen voelen door wat Nicolaas allemaal had gepresteerd. Waaraan hadden zij hun heiligheid nou helemaal te danken?
En daarmee had ik een begin. Van daaruit kon ik gaan bedenken hoe ik hun gevoel van schijn-heiligheid kon versterken. Waardoor zou het erger kunnen worden? Wat zouden zij zoal hebben kunnen gedaan of nagelaten? En vervolgens: wat was de consequentie van dat gevoel? Zouden ze hun best doen om alsnog hun heiligheid te bewijzen of verdienen? En hoe dan? Of zouden ze misschien hun best doen om aan te tonen dat ze wel degelijk heilig zijn? Of zouden ze juist onder hun heiligheid uit willen proberen te komen? Mogelijkheden genoeg.
Welke ik gekozen heb, dat ga ik hier natuurlijk niet verklappen – kom 6 januari vooral luisteren!